Zie hieronder de link naar onze blog van beeldende vorming
Blog Beeldende Vorming - Sprookjes
donderdag 31 mei 2012
woensdag 30 mei 2012
Groep 1/2 dramales Zwarte Pietjes
Bij de kleuters heb ik een drama activiteit gedaan in de periode rond het Sinterklaasfeest.
Hierbij ging het erom dat leerlingen kennismaakten met dramatische verbeeldingen en dat zij aan het einde van de les zouden weten wat Zwarte Pieten allemaal moeten kunnen.
Zie hier mijn lesvoorbereidingen
Hierbij ging het erom dat leerlingen kennismaakten met dramatische verbeeldingen en dat zij aan het einde van de les zouden weten wat Zwarte Pieten allemaal moeten kunnen.
Zie hier mijn lesvoorbereidingen
Tijdens deze les merkte ik echter dat de leerlingen begonnen af te haken. Hierdoor ben ik iets afgeweken van mijn lesvoorbereiding.
Zie hier mijn lesbegeleidingsformulier
Bij deze les heb ik ook een zelfreflectie gemaakt:
Reflectie volgens Korthagen
Fase 1: Ik gaf een les over dramatische verbeeldingen van zwarte pieten. Hierbij moesten te leerlingen net doen alsof ze zelf zwarte pietjes waren. Echter was de les waarschijnlijk te lang, waardoor de leerlingen afhaakten. Hierdoor was ik genoodzaakt de les ondertussen aan te passen.
Fase 2: In de les wilde ik bereiken dat de leerlingen oefenden met dramatische verbeeldingen. Dit deed ik door verbaal en non-verbaal de leerlingen mee te nemen in de wereld van een zwarte piet: ik vertelde wat een zwarte piet doet en beeldde dit tegelijkertijd uit. De leerlingen deden deze bewegingen mee. Tijdens het moment dat de leerlingen afhaakten en dus niet meer goed meededen met de les, dacht ik dat ik de beginsituatie van de leerlingen niet goed had ingeschat. Ik voelde me hierdoor genoodzaakt de les in de korten en dus af te wijken van mijn lesvoorbereiding. Ik denk dat de leerlingen wat anders wilden doen dan waar we mee bezig waren. Ik denk dat ze toe waren aan wat meer uitdaging. Hierdoor gingen zij andere dingen doen, zoals naar buiten kijken, met hun rug naar de groep toe staan en dergelijke. Ze voelden zich waarschijnlijk verveeld.
Fase 3: In deze situatie vond ik het belangrijk dat de leerlingen bij de les bleven en dat gebeurde niet. Dit vond ik belangrijk, omdat zo alle leerlingen goed konden oefenen met dramatische verbeeldingen en ook omdat ik zo bevestiging zou krijgen of de leerlingen mijn les leuk vonden of niet. Maar de leerlingen vonden de inleidende opdracht blijkbaar te lang duren en gingen andere dingen doen dan zich bezighouden met de les. Hieruit maak ik op dat mijn inleiding dus korter moet zijn bij een dramales voor kleuters.
Fase 4: Bij een voorbereiding van een dramales voor kleuters, moet ik er dus rekening mee gaan houden dat de inleiding van de activiteit korter kan of moet. Echter vind ik het zelf ook prettig werken met een lesvoorbereiding die misschien een te lange inleiding heeft, maar waar ik makkelijk van mijn volledige inleiding kan afwijken. Hierdoor ben ik in staat om tijdens de les keuzes te maken en dus flexibel te zijn. Op deze manier denk ik dat ik goed kan aansluiten bij de behoeften van de leerlingen tijdens de les. Maar het beste zou zijn om een lesvoorbereiding te maken die precies goed is en aansluit bij de spanningsboog van de leerlingen. Het voordeel hiervan is namelijk dat ik dan niet meer echt hoef na te denken en dat ik de les perfect kan geven, omdat ik alles precies zo heb voorbereid. Het nadeel daarvan is dat ik misschien moeilijker onverwachte elementen in de les kan behandelen, omdat ik mij misschien blindstaar op mijn lesvoorbereiding. Echter is het wel mijn bedoeling om te leren beter in te schatten hoelang de spanningsboog van leerlingen is. Dit wil ik in de loop van de tijd gaan doen, door te oefenen met lessen voorbereiden en lessen te geven. Ook kan ik dit doen door lessen van mijn mentor te observeren. Ik wil er dan speciaal op letten, hoe lang en hoe zij de inleiding van een les geeft.
fase 5: In de praktijk zal ik gaan oefenen met het inschatten van de spanningsboog van leerlingen, door lessen voor te bereiden en te geven en door het observeren van mijn mentor.
Groep 6/7 Energizers
Toen ik de tweede helft van het jaar begon met stage in groep 6 en een deel van groep 7, ben ik direct gestart met energizers om de klas te leren kennen. In mijn lesvoorbereiding staat mijn les niet zo duidelijk beschreven, maar ik ben met de klas naar de gemeenschapsruimte gegaan. Hier heb ik een centrale positie ingenomen en de leerlingen verteld wat we zouden gaan doen. Ik ben begonnen met de energizer waarbij de leerlingen door elkaar door de ruimte mogen lopen. Als het kan mochten ze versnellen, maar ze moesten ervoor zorgen dat ze niet tegen een andere leerling aanbotsten. Als ik STOP zeg en daarbij in mijn handen klap, moeten ze gaan stilstaan en de opdracht die ik geef opvolgen. Ik heb ze bijvoorbeeld de vorm van een driehoek laten maken, de letter B en nog een aantal symbolen/letters/cijfers.
De tweede energizer die ik met ze heb gedaan is de volgende: ik heb de klas in 2 groepen verdeeld. Bij de ene groep koos ik 2 museumbewakers uit en deze stuurde we de ruimte uit. Terwijl deze leerlingen de ruimte uit waren, nam de ene groep een positie aan van een beeld. De 2 bewakers werden weer binnengeroepen en mochten de beelden aandachtig bekijken.
Hierna werden de bewakers weer weggestuurd en mocht de andere groep iets aanpassen aan 2 beelden. De bewakers werden weer teruggehaald en mochten dan zeggen welke beelden waren veranderd. De andere groep mocht dan aanwijzingen geven door middel van 'Warm' of 'Koud' roepen.
Zie hier mijn lesvoorbereiding en lesbeoordelingsformulier
De tweede energizer die ik met ze heb gedaan is de volgende: ik heb de klas in 2 groepen verdeeld. Bij de ene groep koos ik 2 museumbewakers uit en deze stuurde we de ruimte uit. Terwijl deze leerlingen de ruimte uit waren, nam de ene groep een positie aan van een beeld. De 2 bewakers werden weer binnengeroepen en mochten de beelden aandachtig bekijken.
Hierna werden de bewakers weer weggestuurd en mocht de andere groep iets aanpassen aan 2 beelden. De bewakers werden weer teruggehaald en mochten dan zeggen welke beelden waren veranderd. De andere groep mocht dan aanwijzingen geven door middel van 'Warm' of 'Koud' roepen.
Zie hier mijn lesvoorbereiding en lesbeoordelingsformulier
Mijn mentor heeft ook een lesbeoordelingsformulier ingevuld:
Deze oefeningen waren een goede manier om voor mezelf te ontdekken hoe ik voor deze klas moest gaan staan.
Groep 1/2 Sinterklaasliedje aanleren
Ik heb in de eerste stageperiode bij de kleuters geprobeerd een Sinterklaasliedje aan te leren.
Omdat de leerkracht zelf bij het zingen vaak gebruik maakte van het digibord, heb ik ervoor gekozen om hier ook gebruik van te maken. Het doel van de les was dat de leerlingen aan het einde van de les het liedje konden meezingen. Het ging om het liedje 'Sinterklaas wil dansen'
Zie hieronder de lesvoorbereiding
Reflectie volgens Korthagen
Omdat de leerkracht zelf bij het zingen vaak gebruik maakte van het digibord, heb ik ervoor gekozen om hier ook gebruik van te maken. Het doel van de les was dat de leerlingen aan het einde van de les het liedje konden meezingen. Het ging om het liedje 'Sinterklaas wil dansen'
Zie hieronder de lesvoorbereiding
Tijdens mijn lesvoorbereiding heb ik gekeken naar het volgende document dat van Marnixnet komt:
Het aanleren van liedjes
Werkwijze
Bekijk het liedje goed.
· Waar zitten de moeilijkheden? In de tekst, in de melodie?
· Van welke onderdelen verwacht je dat de kinderen die direct of snel kunnen zingen?
· Waar gaat het liedje over? Zijn er interessante hulpmiddelen die bijdragen om het liedje sneller te leren, beter te onthouden of ingezet kunnen worden om een stukje mee te oefenen?
Zorg dat je het liedje zelf (in elk geval 1 couplet) helemaal uit je hoofd kent en met expressie kunt voorzingen. Kies hiervoor een toonhoogte die je goed ligt. Wanneer de kinderen gaan zingen, ga je naar de toonhoogte zoals genoteerd (die bij hun stembereik past).
Bedenk een strategie:
· Hoe vaak ga je het voorzingen? Hoe zorg je dat de kinderen daarbij actief betrokken blijven en al vast leren.
· Is het nodig om in delen te werken, met wisselzang of is het lied kort genoeg (met niet teveel tekst) dat het na de luisteropdrachten en –vragen meteen door de groep gekend kan worden?
· Welke zinnen zijn het moeilijkst, wat zing je het langst zelf, wat geef je het eerst weg?
· Bedenk kleine oefeningetjes die een moeilijkheid van tevoren al wegneemt (bijv. even echospel met woorden uit de tekst of echo met een lastig melodisch of ritmisch motiefje)
· Welke luistervragen stel je eventueel nog tussendoor?
Overnemen van de begintoon:
Bedenk van tevoren hoe je kort aandacht besteedt aan het overnemen van de begintoon. Doe dit met inhoudelijk materiaal van het lied en (open deur) gebruik daarbij altijd een instrument om de toon te pakken.
Tijdens het aanleren
· Grijp direct in als iets niet goed gezongen wordt
· Jij bent degene die bepaalt wanneer er wel en niet door de groep gezongen wordt.
· Gebruik duidelijke (liedleidings)gebaren om aan te geven wanneer de groep zingt en wanneer jij zingt.
· Blijf steeds goed luisteren: wijk af van je plan, als je denkt dat de groep het sneller kan of meer oefening nodig heeft.
· Zing niet mee als de groep zingt.
Kort
· strategie op papier
· denk aan overnemen begintoon
· gebruik ondersteunend materiaal en visuele hulpmiddelen
· maak geschikte (muzikale) luistervragen en of activiteiten
· lied uit het hoofd
Valkuilen:
· luistervragen geven geen reden tot luisteren (zie je de kastanjes, vraag herfst)
· activiteiten en vragen die het leerproces onderbreken
Zoals in mijn lesvoorbereiding is te zien heb ik rekening gehouden met de belevingswereld van de leerlingen: Ik heb gekozen voor een Sinterklaasliedje. Ook ligt de toonhoogte van het liedje goed bij de toonhoogte van de kinderen. Ik heb bij het voorbereiden van mijn les nagedacht over mijn strategie en ook heb ik gebruik gemaakt van visuele hulpmiddelen door het digibord te gebruiken.
Ik kreeg het volgende commentaar op mijn les:
Reflectie volgens Korthagen
fase 1: Ik wilde met de leerlingen een muzieklesje doen, zodat ik zelf kon oefenen met het geven van het vak muziek en zodat de kindere een nieuw liedje leerden
fase 2: Ik wilde met de les bereiken dat de kinderen een nieuws Sinterklaasliedje leerde. Dit deed ik door met behulp van het digibord een liedje te laten horen, het zelf te zingen en het samen te oefenen. Ik dacht dat deze manier wel zou aanslaan, maar dit viel tegen. Een aantal kinderen deden niet mee en vonden het dus waarschijnlijk niet leuk of het geen prettige wijze om een liedje te leren. Ik voelde me hier vrij ongemakkelijk bij.
fase 3: In de situatie vond ik het belangrijk dat de leerlingen het naar hun zin hadden en dat ik me prettig voelde bij de les. Dit was belangrijk voor mij, omdat zo iedereen met een goed gevoel iets nieuws leerde. Echter had ik blijkbaar niet de juiste manier gekozen om kleuters een liedje aan te leren en zal ik dit de volgende keer dus anders moeten gaan doen. waarom was dat voor mij belangrijk?
fase 4: Van mijn mentor/ICO heb ik een stappenplan gekregen hoe ik beter liedjes aan kleuters kan aanleren. Dit is een mooi alternatief, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een digibord. Een nadeel hieraan is dat het minder beeldend wordt voor de kinderen en dat het zonder de muziekondersteuning ook misschien minder swingend wordt. Voordeel is dat het een meer gestructureerde manier van werken is. Deze manier van aanpak zal ik de volgende keer ook gaan gebruiken en ik zal de literatuur erop naslaan over hoe je kleuters liedjes kan aanleren.welke voornemens voor de volgende keer kan ik nu formuleren?
fase 5: Zie hiervoor de les: Groep 1/2 Kersliedje aanleren.
Groep 1/2 Kerstliedje aanleren
Na de tips die ik van mijn mentor en tevens ICO heb gekregen bij het aanleren van het Sinterklaasliedje, ben ik aan de slag gegaan met het voorbereiden van een andere les waarbij ik de kleuters een liedje zou aanleren. Ook ben ik bewust beziggegaan met gebruik van het KVB-model:
Klank: Het liedje heeft wisseling in klanken en hier zijn de leerlingen dus mee bezig tijdens het zingen.
Vorm: Het liedje heeft een vaste opbouw, maar er is in de tekst mogelijkheid tot variatie. Hiermee ben ik ook bezig geweest.
Betekenis: Het liedje is een kerstliedje en dat sluit aan bij de belevingswereld van de leerlingen op dat moment; ik gaf de les in de periode rond de kerst. Ook hadden de leerlingen eigen inbreng in de tekst, zodra ze de standaard tekst beheersten. Hierdoor werd het ook betekenisvoller voor de leerlingen.
De tekst van het liedje is als volgt:
Hieronder mijn lesvoorbereiding:
Klank: Het liedje heeft wisseling in klanken en hier zijn de leerlingen dus mee bezig tijdens het zingen.
Vorm: Het liedje heeft een vaste opbouw, maar er is in de tekst mogelijkheid tot variatie. Hiermee ben ik ook bezig geweest.
Betekenis: Het liedje is een kerstliedje en dat sluit aan bij de belevingswereld van de leerlingen op dat moment; ik gaf de les in de periode rond de kerst. Ook hadden de leerlingen eigen inbreng in de tekst, zodra ze de standaard tekst beheersten. Hierdoor werd het ook betekenisvoller voor de leerlingen.
De tekst van het liedje is als volgt:
Jeroen is de man met de grote wagen
hij komt door de straten om te vragen:
Wie wil er een kerstboom, groot en groen?
Mensen kom toch kopen bij Jeroen!
Jeroen is de man met de grote wagen
hij komt door de straten om te vragen:
Wie wil er een kerstbal, rood of groen?
Mensen kom toch kopen bij Jeroen!
Hieronder mijn lesvoorbereiding:
Op deze les was het commentaar dat ik kreeg al een stuk beter. Zie hiervoor het onderstaande lesbeoordelingsformulier
In de les heb ik er bewust voor gekozen om leiding te nemen bij het aanleren van het liedje. De juf is namelijk nodig om te structureren. Zij geeft de toonhoogte, het tempo en de inzet aan waardoor het liedje als een eenheid gaat klinken (Albers & Van Maurik, 2007).
Reflectie volgens Korthagen
fase 1: Ik heb een les gegeven waarbij ik de leerlingen een nieuw kerstliedje wilde aanleren.
fase 2: In de les wilde ik bereiken dat de leerlingen gestructureerd een nieuw liedje aanleerden en dat zij bezig waren met het feit dat je de vorm van een liedje ook kan aanpassen. Dit deed ik door eerst de basis van het liedje aan de leerlingen te leren en vervolgens naar de betekenis van de tekst te vragen. Hierna ben ik gaan schuiven met te tekst en heb ik de leerlingen zelf dingen laten bedenken die we konden invullen. Ik dacht dat dit een leuk idee was, omdat de leerlingen zo zelf inspraak hadden in het liedje. Ik voelde me hier prettig bij, want de leerlingen leken het ook leuk te vinden. Ik denk dat de leerlingen zich prettig voelde bij deze manier van lesgeven.
fase 3: Ik vond het bij deze les belangrijk dat de leerlingen beter zouden meedoen en op mij zouden reageren dan bij de eerste les waarbij ik ze een liedje wilde aanleren. Dit omdat ik me bij het geven van de eerste les me erg onprettig voelde. ik belangrijk in deze situatie (wat is de kern)? De aanpak die mijn mentor me heeft voorgeschreven slaat echter goed aan; ik voel me in deze situatie veel minder onprettig en de leerlingen lijken het een leuke les te vinden!
fase 4: In de komende situaties is het voor mij dus handig om volgens deze opzet te blijven lesgeven. Het geeft mij houvast en daar krijg ik zelf meer zekerheid van. Een nadeel van deze manier van lesgeven is dat het snel langdradig kan worden, omdat je het liedje vaak herhaalt. Echter kan je deze sleur doorbreken door voor afwisseling te zorgen, zoals ik in de les met de tekst heb gedaan. Ik neem me dus voor om deze opzet als basis te blijven gebruiken en daarmee zelf uit te breiden als mij dit lukt.
fase 5: Ik ga deze manier van lesgeven nog vaker gebruiken in de onderbouw en misschien zelfs voor de bovenbouw met enige aanpassingen.
* Groep 1/2 Muziekles 'Moet je doen'
Ook heb ik bij de kleuters nog een muziekles gegeven uit de methode die ze op mijn stageschool vaker gebruiken in de kleuterklassen: 'Moet je doen'. Ook deze les heb ik gegeven in de periode rond kerst en daarom heb ik voor een les met als thema Kerst gekozen.
Van te voren had ik niet nagedacht over vakdidactieken e.d. Daarom kreeg ik de volgende feedback van de vakdocent (Sjoerd Meijer) op mijn les (feedback in het groen):
Met dit commentaar ben ik aan de slag gegaan:
Het doel van mijn les is dat leerlingen snappen dat je geluiden kunt nadoen, imiteren. Ik wil ze leren dat je dat met stemmen en/of met instrumenten kan doen. Ook wil ik ze laten ervaren dat je bij afbeeldingen ook klanken kan bedenken. Het doel van mijn inleiding is om de leerlingen betrokken te krijgen: eerst laat ik ze iets horen, dat prikkelt ze, omdat ze de liedjes waarschijnlijk wel kennen en deze leuk vinden. Vervolgens zingen we een bekend kerstliedje, waardoor de leerlingen zelf ook actief mee kunnen doen. Met deze manier van inleiden maak je de leerlingen warm voor de les.
Het KVB-model zit ook in de les verwerkt.Met behulp van het KVB-model wordt aan het vak muziek in de basisschool inhoud gegeven. Je ziet het terug in de opbouw van lessen, in thematische projecten en in het leerstofoverzicht van de leerlijnen (Van der Lei, Haverkort & Noordam, 2010).
Het KVB-model bestaat uit klank, vorm en betekenis:
- Ik werk met klank door de leerlingen te vragen welke geluiden bijvoorbeeld de dieren maken. De leerlingen mogen zelf een klank bij een dier bedenken en hier een instrument aan koppelen.
Hiermee kiezen zij zelf voor een bepaalde toonhoogte, toonsterkte en toonduur.
- Met vorm werk ik ook, omdat in het liedje gebruik maakt van contrasten.
- Betekenis krijgt het ook voor de leerlingen, omdat er gebruik wordt gemaakt van gebaren, zodat het voor de leerlingen beeldend wordt.
In de les gebruik ik dan ook meerdere domeinen, namelijk:
- luisteren > leerlingen luisteren bij de inleiding naar de liedjes en luisteren naar mij als ik het nieuwe liedje voorzing.
- zingen > leerlingen zingen mee met het liedje 'Oh dennenboom' en leren het nieuwe liedje zingen.
- maken > leerlingen maken ook zelf muziek met hun stem door bijvoorbeeld de geluiden van de dieren in het verhaal na te bootsen.
- bewegen > ik maak bewegintogen bij het aanleren van het liedje en de leerlingen nemen dit snel over ter ondersteuning van de tekst.
In mijn les gebruik ik bewust veel herhaling: ik herhaal het liedje dat ik de leerlingen wil aanleren veelvuldig. Dit doe ik omdat kinderen in de leefdtijdscategorie van ongeveer 3 tot 6 jaar behoefte hebben aan veel herhaling. Waar de opvoeder denkt dat het kind allang iets beheerst, zal het kind namelijk een nieuw verworven vaardigheid blijven herhalen. Pas als het ermee klaar is, kan er wat nieuws binnenkomen (Hendriksen, 2011). Hierdoor is het ook belangrijk om goed te blijven inschatten of de leerlingen nog behoefte hebben aan herhaling of niet.
Zie hieronder mijn het beoordelingsformulier.
Reflectie volgens Korthagen
Van te voren had ik niet nagedacht over vakdidactieken e.d. Daarom kreeg ik de volgende feedback van de vakdocent (Sjoerd Meijer) op mijn les (feedback in het groen):
en:
Les muziek, feedback van Sjoerd Meijer: onvoldoende
| |
Je gebruikt het KVB-model muziek correct
De doelen van de les passen bij de ontwikkeling van de kinderen en sluiten aan op de belevingswereld
Er is gebruik gemaakt van vakspecifieke didactiek
Op 3 onderdelen is er een koppeling met de theorie
Er wordt minimaal 1 vakinhoudelijke bron gehanteerd
|
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
|
Je voorbereiding is goed in orde.
Je geeft duidelijk aan wat jij precies gaat doen, wat de kinderen gaan doen en hoe je dat doet.
Wat is precies het doel van je les, van je inleiding?
Zorg voor een focus!
Ik mis nog je bronverwijzing.
Kijk ook nog eens goed naar het KVB-model: wat is klank, wat is vorm, wat is betekenis?
Welke domeinen gebruik je?
Het doel van mijn les is dat leerlingen snappen dat je geluiden kunt nadoen, imiteren. Ik wil ze leren dat je dat met stemmen en/of met instrumenten kan doen. Ook wil ik ze laten ervaren dat je bij afbeeldingen ook klanken kan bedenken. Het doel van mijn inleiding is om de leerlingen betrokken te krijgen: eerst laat ik ze iets horen, dat prikkelt ze, omdat ze de liedjes waarschijnlijk wel kennen en deze leuk vinden. Vervolgens zingen we een bekend kerstliedje, waardoor de leerlingen zelf ook actief mee kunnen doen. Met deze manier van inleiden maak je de leerlingen warm voor de les.
Het KVB-model zit ook in de les verwerkt.Met behulp van het KVB-model wordt aan het vak muziek in de basisschool inhoud gegeven. Je ziet het terug in de opbouw van lessen, in thematische projecten en in het leerstofoverzicht van de leerlijnen (Van der Lei, Haverkort & Noordam, 2010).
Het KVB-model bestaat uit klank, vorm en betekenis:
- Ik werk met klank door de leerlingen te vragen welke geluiden bijvoorbeeld de dieren maken. De leerlingen mogen zelf een klank bij een dier bedenken en hier een instrument aan koppelen.
Hiermee kiezen zij zelf voor een bepaalde toonhoogte, toonsterkte en toonduur.
- Met vorm werk ik ook, omdat in het liedje gebruik maakt van contrasten.
- Betekenis krijgt het ook voor de leerlingen, omdat er gebruik wordt gemaakt van gebaren, zodat het voor de leerlingen beeldend wordt.
In de les gebruik ik dan ook meerdere domeinen, namelijk:
- luisteren > leerlingen luisteren bij de inleiding naar de liedjes en luisteren naar mij als ik het nieuwe liedje voorzing.
- zingen > leerlingen zingen mee met het liedje 'Oh dennenboom' en leren het nieuwe liedje zingen.
- maken > leerlingen maken ook zelf muziek met hun stem door bijvoorbeeld de geluiden van de dieren in het verhaal na te bootsen.
- bewegen > ik maak bewegintogen bij het aanleren van het liedje en de leerlingen nemen dit snel over ter ondersteuning van de tekst.
In mijn les gebruik ik bewust veel herhaling: ik herhaal het liedje dat ik de leerlingen wil aanleren veelvuldig. Dit doe ik omdat kinderen in de leefdtijdscategorie van ongeveer 3 tot 6 jaar behoefte hebben aan veel herhaling. Waar de opvoeder denkt dat het kind allang iets beheerst, zal het kind namelijk een nieuw verworven vaardigheid blijven herhalen. Pas als het ermee klaar is, kan er wat nieuws binnenkomen (Hendriksen, 2011). Hierdoor is het ook belangrijk om goed te blijven inschatten of de leerlingen nog behoefte hebben aan herhaling of niet.
Zie hieronder mijn het beoordelingsformulier.
Reflectie volgens Korthagen
fase 1: Ik luisterde met de leerlingen naar kerstliedjes, leerde een nieuw liedje aan en gebruikte daarbij gebaren en platen.
fase 2: In de les wilde ik bereiken dat de leerlingen aan het eind van de les het nieuwe liedje kenden en dat zij geluiden kunnen imiteren. Ik wilde dit bereiken door een goede duidelijke lesopbouw te gebruiken, ik dacht dat dat de leerlingen genoeg handvaten zou geven en dat zij zo het beste een nieuw liedje konden leren. Ik voelde me hierbij prettig, omdat ik ook nog platen had om te gebruiken en ik ook gebruik maakte van bewegingen, waardoor het ook visueel werd voor de leerlingen. Ik denk dat de leerlingen dit ook leuk en prettig vonden, want ze leken steun te hebben aan de platen en de bewegingen. Ze deden eerst de bewegingen al mee, voordat ze zelf alles meezongen. Doordat ze de bewegingen al doorhadden, was de tekst minder lastig.
fase 3: Ik vond het in deze situatie belangrijk dat de leerlingen betrokken zouden zijn en dat ze met gemak het liedje aanleerden. Dit was voor mij belangrijk, omdat dit zou betekenen dat ik een goede lesopbouw zou hanteren en een duidelijke structuur. Ook zou dit betekenen dat ik een goede leiding heb genomen. Dit is belangrijk bij het aanleren van een liedje bij kleuters. De juf is namelijk nodig om te structureren. Zij geeft de toonhoogte, het tempo en de inzet aan waardoor het liedje als een eenheid gaat klinken (Albers & Van Maurik, 2007). Echter had ik nog wel wat moeilijkheden in het duidelijk aangeven wanneer de leerlingen mee mochten zingen en wanneer niet. Ik ben dus tot de ontdekking gekomen dat het gebruik van afbeeldingen en bewegingen mij en de leerlingen helpen de structuur te behouden.
fase 4: Zoals ik al aangaf, had ik nog wel moeite met het duidelijk aangeven wanneer de leerlingen mee mochten zingen en wanneer niet. Hieraan zal ik moeten werken. Ik moet voor mezelf duidelijk in mijn hoofd hebben wanneer ik zinnen weggeef aan de leerlingen. Voordeel hiervan is dat ik voor mezelf duidelijk heb wanneer ik dit wil gaan doen en er geen twijfel over bestaat. Nadeel is wel dat ik misschien te strak aan mijn planning vast kan houden, waardoor ik niet meer inspeel op de behoeften van de leerlingen. Ik denk dus dat ik er zo flexibel in moet worden, dat ik voor mezelf wel duidelijk een plannetje bedenk hoe ik het wil aanpakken met zinnen weggeven aan de leerlingen, maar dat ik wel moet oefenen om hier flexibel in te zijn. Zo kan ik wel blijven inspelen op de behoefte van de leerlingen, maar bied ik deze ook meer stuctuur aan.
fase 5: In de muzieklessen die ik ga geven ga ik proberen dit toe te passen.
fase 4: Zoals ik al aangaf, had ik nog wel moeite met het duidelijk aangeven wanneer de leerlingen mee mochten zingen en wanneer niet. Hieraan zal ik moeten werken. Ik moet voor mezelf duidelijk in mijn hoofd hebben wanneer ik zinnen weggeef aan de leerlingen. Voordeel hiervan is dat ik voor mezelf duidelijk heb wanneer ik dit wil gaan doen en er geen twijfel over bestaat. Nadeel is wel dat ik misschien te strak aan mijn planning vast kan houden, waardoor ik niet meer inspeel op de behoeften van de leerlingen. Ik denk dus dat ik er zo flexibel in moet worden, dat ik voor mezelf wel duidelijk een plannetje bedenk hoe ik het wil aanpakken met zinnen weggeven aan de leerlingen, maar dat ik wel moet oefenen om hier flexibel in te zijn. Zo kan ik wel blijven inspelen op de behoefte van de leerlingen, maar bied ik deze ook meer stuctuur aan.
fase 5: In de muzieklessen die ik ga geven ga ik proberen dit toe te passen.
* Groep 5 Dramales
In groep 5 heb ik ook een dramales gegeven. Bij deze les was het de bedoeling dat de leerlingen kennismaakten en oefenden met verschillen en tegenstellingen in manieren van stemgebruik.
Bij deze les heb ik gebruik gemaakt van de vakspecifieke vakdidactiek, namelijk door te werken met een opbouw met WUP 1 en WUP 2, voordat ik aan de kern begin. Zie hiervoor ook mijn lesvoorbereiding
Ik heb na deze feedback nog naar de les gekeken. Ik ben tot de conclussie gekomen dat in mijn les deels ook het BVV-model verwerkt zit.
Betekenisdrager: De leerlingen krijgen de mogelijkheid om zelf een rol aan te nemen en het zo dus voor zichzelf betekenis te maken.
Vaardigheden: Directe vaardigheden komen minder naar voren in mijn les.
Vorm: Het is wel duidelijk om welke vorm van drama het gaat; Dialogen.
Bij het voorbereiden van de les had ik mij beter moeten verdiepen in de beginsituatie van de leerlingen. Dit is belangrijk omdat op die manier een aantal problemen worden voorkomen. Het beste is om de dramales zo precies mogelijk toe te snijden op de groep waarmee wordt gewerkt (De Nooij, 2008, p.126).
Bij het geven van de les heb ik er bewust voor gekozen om goed de leiding te nemen. Bij het geven van een dramales is sturen namelijk heel belangrijk, omdat de leerkracht verantwoordelijk is voor de structuur binnen de les en het verloop ervan (De Nooij, 2008, p.177).
Door duidelijk de leiding te geven, maak ik duidelijk wat ik graag wil in de les. Dit is belangrijk voor kinderen, want kinderen hebben duidelijkheid nodig. Zo weten ze wat er van ze wordt verwacht (Prinzie, 2004).
Zie hier mijn lesbeoordelingsformulier/kijkwijzer
Reflectie volgens Korthagen
fase 3: Ik vond het in deze situatie belangrijk dat de leerlingen zich op hun gemak voelden en dat ze plezier hadden in de les. Dit was voor mij belangrijk, omdat dat voor mij betekende dat mijn opbouw in de les (het gebruik van Wup 1 en 2) en mijn pedagogische kwaliteiten voldoende zouden zijn. De positieve ontdekking is dus dat de opbouw met wup 1 en 2 een prettige manier van werken is voor mij, omdat ik op deze manier de leerlingen vertrouwd kan maken met een drama-activiteit.
fase 1: In de les wilde ik de leerlingen laten kennismaken en oefenen met het gebruik van tegestellingen en verschillen in manieren van stemgebruik door zelf een rol aan te nemen en een tegengestelde stem te gebruiken dan van zijn of haar tegenspeler.
fase 2: Ik wilde bereiken dat de leerlingen oefenden met verschillende manieren van stemgebruik. Dit deed ik door eerst zelf een voorbeeld te geven en de klas de tegenstelling te laten geven, vervolgens door kleine 'conversaties' aan te gaan met leerlingen en daarna de leerlingen in tweetallen aan het werk te zetten en ze zelf een rol te laten kiezen. Ik dacht dat zij dit wel leuk zouden vinden, omdat ze de hele dag al hard hadden gewerkt en op deze manier even hun fantasie de vrije loop konden laten. Ik voelde me op mijn gemak bij het geven van de les, omdat de leerlingen goed meededen en omdat de leerlingen het naar mijn idee leuk vonden.
Bij deze les heb ik gebruik gemaakt van de vakspecifieke vakdidactiek, namelijk door te werken met een opbouw met WUP 1 en WUP 2, voordat ik aan de kern begin. Zie hiervoor ook mijn lesvoorbereiding
Tevens heb ik ook feedback op deze lesvoorbereiding gekregen van de vakdocent (Patrick Rutgers)
Feedback bij een dramalesvoorbereiding:
Les 1:
| ||
De les is gemaakt volgens het lesmodel van het kunstvak
De doelen van de les zijn in relatie met de kerndoelen
De doelen van de les passen bij de ontwikkeling van de kinderen en sluiten aan op de belevingswereld
Er is gebruik gemaakt van vakspecifieke didactiek
Op minimaal 3 onderdelen is er een koppeling met de theorie
Er wordt minimaal 1 vakinhoudelijke bron gehanteerd
|
Deels
Nee
Nee
Deels
Nee
Nee
|
Het deel van de Betekenisdrager ontbreekt,
ga daar actiever mee aan het werk (bronnen studieroute).
Het formuleren van doelen is nu onjuist, maak gebruik van de studieroute, voorbeelden van lessen…
Vraag de mentor wat wel / niet is aangeboden, maak gebruik van de checklist drama 1 en 2.
Maak gebruik van Kijk op spel
…
….
‘Ter afsluiting laat ik 1 of 2 tweetallen een voorbeeld geven.
Deze zullen we klassikaal bespreken en evalueren door aan te geven wat de lln goed deden.’
Kijk goed naar de presentaties, koppeling kijkvragen (aan de lesdoelen). |
Ik heb na deze feedback nog naar de les gekeken. Ik ben tot de conclussie gekomen dat in mijn les deels ook het BVV-model verwerkt zit.
Betekenisdrager: De leerlingen krijgen de mogelijkheid om zelf een rol aan te nemen en het zo dus voor zichzelf betekenis te maken.
Vaardigheden: Directe vaardigheden komen minder naar voren in mijn les.
Vorm: Het is wel duidelijk om welke vorm van drama het gaat; Dialogen.
Bij het voorbereiden van de les had ik mij beter moeten verdiepen in de beginsituatie van de leerlingen. Dit is belangrijk omdat op die manier een aantal problemen worden voorkomen. Het beste is om de dramales zo precies mogelijk toe te snijden op de groep waarmee wordt gewerkt (De Nooij, 2008, p.126).
Bij het geven van de les heb ik er bewust voor gekozen om goed de leiding te nemen. Bij het geven van een dramales is sturen namelijk heel belangrijk, omdat de leerkracht verantwoordelijk is voor de structuur binnen de les en het verloop ervan (De Nooij, 2008, p.177).
Door duidelijk de leiding te geven, maak ik duidelijk wat ik graag wil in de les. Dit is belangrijk voor kinderen, want kinderen hebben duidelijkheid nodig. Zo weten ze wat er van ze wordt verwacht (Prinzie, 2004).
Zie hier mijn lesbeoordelingsformulier/kijkwijzer
Reflectie volgens Korthagen
fase 3: Ik vond het in deze situatie belangrijk dat de leerlingen zich op hun gemak voelden en dat ze plezier hadden in de les. Dit was voor mij belangrijk, omdat dat voor mij betekende dat mijn opbouw in de les (het gebruik van Wup 1 en 2) en mijn pedagogische kwaliteiten voldoende zouden zijn. De positieve ontdekking is dus dat de opbouw met wup 1 en 2 een prettige manier van werken is voor mij, omdat ik op deze manier de leerlingen vertrouwd kan maken met een drama-activiteit.
fase 1: In de les wilde ik de leerlingen laten kennismaken en oefenen met het gebruik van tegestellingen en verschillen in manieren van stemgebruik door zelf een rol aan te nemen en een tegengestelde stem te gebruiken dan van zijn of haar tegenspeler.
fase 2: Ik wilde bereiken dat de leerlingen oefenden met verschillende manieren van stemgebruik. Dit deed ik door eerst zelf een voorbeeld te geven en de klas de tegenstelling te laten geven, vervolgens door kleine 'conversaties' aan te gaan met leerlingen en daarna de leerlingen in tweetallen aan het werk te zetten en ze zelf een rol te laten kiezen. Ik dacht dat zij dit wel leuk zouden vinden, omdat ze de hele dag al hard hadden gewerkt en op deze manier even hun fantasie de vrije loop konden laten. Ik voelde me op mijn gemak bij het geven van de les, omdat de leerlingen goed meededen en omdat de leerlingen het naar mijn idee leuk vonden.
fase 4: In deze les had ik er achteraf beter voor kunnen kiezen om de stukjes van de leerlingen voor de klas te laten zien. Ook had ik de leerlingen bij het bekijken van de stukjes van de groepjes kijkvragen mee kunnen geven. Het voordeel van deze veranderingen zouden zijn dat de alle leerlingen het stukje dat wordt opgevoerd goed kunnen zien en dat de leerlingen beter zullen opletten bij het stukje dat wordt opgevoerd. Dit omdat ze de kijkvragen moeten beantwoorden. Nadeel is misschien dat leerlingen zich niet prettig voelen bij het feit dat ze voor de klas moeten spelen. Ook is misschien een nadeel van de kijkvragen dat leerlingen minder kunnen genieten van het stukje dat de klasgenoten opvoeren, omdat zij alleen maar zoeken naar antwoorden op de kijkvragen. Echter wil ik het wel gaan proberen om vooral met de kijkvragen te werken. Deze zal ik bij het voorbereiden van een dramales alvast voor mezelf noteren, zodat ik ze er zo bij kan pakken tijdens de les. Ik zal de kijkvragen gaan gebruiken bij de volgende dramales die ik geef.
fase 5: Ik ga in de volgende dramales die ik geef, gebruik maken van kijkvragen voor de leerlingen.
Mijn stage
Ik loop mijn eerste jaar aan de Pabo stage op de Mauritsschool in Nieuwegein.
Het eerste halfjaar heb ik stage gelopen in groep 1/2. Mijn mentor en tevens ook ICO werd tijdens mijn stageperiode ziek en hierdoor heb ik veel te maken gehad met invallers.
Dit heeft mij denk ik wel beperkt in het geven van kunstlessen. Ik heb veel lessen overgenomen en heb hierdoor geen lesvoorbereidingen en lesbeoordelingen gemaakt.
Nu het tweede halfjaar in de bovenbouw heeft er ook veel wisseling van leerkrachten en klassen plaatsgevonden. Ik ben begonnen op de donderdag stage te lopen in groep 6, waarbij op donderdag en vrijdag de helft van groep 7 er ook bijzit. In de stageweek heb ik op maandag, dinsdag en woensdag in groep 7 meegelopen. Mijn mentor stond namelijk op die dagen voor groep 7 en op donderdag voor groep 6/7. Echter kon mijn mentor wegens verandering in haar taken als adjuct directeur, niet meer voor de klas staan op donderdag en ben ik verplaatst naar groep 5. Een nieuwe mentor en een nieuwe klas dus. Hierdoor heb ik dus weer weinig kans gehad om echt kunstlessen te geven.
De lessen die ik heb gegeven, heb ik opgenomen in dit kunstdossier.
De lessen waar een * voor staat, bevatten theoretische bronnen en feedback van de vakdocent.
Het eerste halfjaar heb ik stage gelopen in groep 1/2. Mijn mentor en tevens ook ICO werd tijdens mijn stageperiode ziek en hierdoor heb ik veel te maken gehad met invallers.
Dit heeft mij denk ik wel beperkt in het geven van kunstlessen. Ik heb veel lessen overgenomen en heb hierdoor geen lesvoorbereidingen en lesbeoordelingen gemaakt.
Nu het tweede halfjaar in de bovenbouw heeft er ook veel wisseling van leerkrachten en klassen plaatsgevonden. Ik ben begonnen op de donderdag stage te lopen in groep 6, waarbij op donderdag en vrijdag de helft van groep 7 er ook bijzit. In de stageweek heb ik op maandag, dinsdag en woensdag in groep 7 meegelopen. Mijn mentor stond namelijk op die dagen voor groep 7 en op donderdag voor groep 6/7. Echter kon mijn mentor wegens verandering in haar taken als adjuct directeur, niet meer voor de klas staan op donderdag en ben ik verplaatst naar groep 5. Een nieuwe mentor en een nieuwe klas dus. Hierdoor heb ik dus weer weinig kans gehad om echt kunstlessen te geven.
De lessen die ik heb gegeven, heb ik opgenomen in dit kunstdossier.
De lessen waar een * voor staat, bevatten theoretische bronnen en feedback van de vakdocent.
zondag 6 mei 2012
Videoclip
Voor de videoclip die we moesten maken voor muziek, hebben we gekozen voor Het gooi- en scheldlied.
In de clip heb ik een deel van een couplet alleen gezongen, een deel van een couplet samen met de rest van de meiden en natuurlijk het refrein samen met rest van de meiden gezongen.
Wat ik van deze opdracht geleerd heb, is dat ik nog moet werken aan het inzetten op de juiste toon en de toon vasthouden. Dit is ook terug te zien op de feedback formulieren:
Wat ik van deze opdracht geleerd heb, is dat ik nog moet werken aan het inzetten op de juiste toon en de toon vasthouden. Dit is ook terug te zien op de feedback formulieren:

Mijn reflectieformulier is hieronder te zien:
Gekozen lied: Het gooi- en scheldlied Datum: 14 oktober 2011
Deelnemers
1. Bertine van Raaij 4. Maureen van Rooijen
2. Eline Aantjes 5. Kim van der Blom
3. Liza Verleun
Verbeelding
muzikaal aspect
|
Zichtbaar door
|
Feedback
|
Klank
|
Met klank hebben we niet specifiek iets gedaan: we hebben de klanken in het liedje nergens mee benadrukt o.i.d.
|
Als feedback kregen we te horen dat de melodie goed hoorbaar was door de muziek eronder.
|
Vorm
|
We hebben vorm gegeven aan de clip door gebruik te maken van herhaling: De schaduwen kwamen terug en het refrein was ook hetzelfde. Dit zorgde voor herkenbaarheid en rust.
|
Maskers komen steeds terug en bij couplet steeds zelfde beeld. Refrein en coupletten duidelijk verdeeld.
|
Betekenis
|
We hebben betekenis aan het liedje gegeven, sowieso door een liedje met een boodschap te kiezen. Ook hebben we het betekenisvoller gemaakt door de tekst van het liedje beeldend te maken d.m.v. de maskers. De schaduwen stonden voor het anoniem blijven van de ‘pesters’.
|
Alles letterlijk gemaakt door maskers. Creatief. Goede betekenis door maskers. Betekenis van het liedje heel helder. Leuke ‘twist’ aan het liedje gegeven. Niet schelden dat doet zeer à goede les voor kinderen.
|
Anders:
|
We zijn creatief bezig geweest door zelf maskers te maken.
|
Eigen vaardigheid
Ik ben in staat:
|
Ja
|
Nee
|
Indien nee, hoe ga je zorgen dat je dit leert?
|
Op goede hoogte de toon over te nemen en het lied in te zetten
|
Niet altijd
|
Ik ga dit leren door veel te oefenen.
| |
Melodieën correct te zingen
|
Ja
| ||
Verstaanbaar te zingen
|
Ja
| ||
In de maat te bewegen
|
Ja
| ||
Andere problemen:
|
Wat heb je over jezelf ontdekt wat betreft het vak muziek?
Ik heb ontdekt dat ik het lastig vind om toonvast te zingen. Hiermee zal ik dan ook nog moeten oefenen.
Abonneren op:
Posts (Atom)