woensdag 30 mei 2012

Groep 1/2 Kerstliedje aanleren

Na de tips die ik van mijn mentor en tevens ICO heb gekregen bij het aanleren van het Sinterklaasliedje, ben ik aan de slag gegaan met het voorbereiden van een andere les waarbij ik de kleuters een liedje zou aanleren. Ook ben ik bewust beziggegaan met gebruik van het KVB-model:

Klank: Het liedje heeft wisseling in klanken en hier zijn de leerlingen dus mee bezig tijdens het zingen.

Vorm: Het liedje heeft een vaste opbouw, maar er is in de tekst mogelijkheid tot variatie. Hiermee ben ik ook bezig geweest.

Betekenis: Het liedje is een kerstliedje en dat sluit aan bij de belevingswereld van de leerlingen op dat moment; ik gaf de les in de periode rond de kerst. Ook hadden de leerlingen eigen inbreng in de tekst, zodra ze de standaard tekst beheersten. Hierdoor werd het ook betekenisvoller voor de leerlingen.


De tekst van het liedje is als volgt:

Jeroen is de man met de grote wagen
hij komt door de straten om te vragen:
Wie wil er een kerstboom, groot en groen?
Mensen kom toch kopen bij Jeroen!

Jeroen is de man met de grote wagen
hij komt door de straten om te vragen:
Wie wil er een kerstbal, rood of groen?
Mensen kom toch kopen bij Jeroen!


Hieronder mijn lesvoorbereiding:




Op deze les was het commentaar dat ik kreeg al een stuk beter. Zie hiervoor het onderstaande lesbeoordelingsformulier


 

In de les heb ik er bewust voor gekozen om leiding te nemen bij het aanleren van het liedje. De juf is namelijk nodig om te structureren. Zij geeft de toonhoogte, het tempo en de inzet aan waardoor het liedje als een eenheid gaat klinken (Albers & Van Maurik, 2007).

Reflectie volgens Korthagen

fase 1: Ik heb een les gegeven waarbij ik de leerlingen een nieuw kerstliedje wilde aanleren.
fase 2: In de les wilde ik bereiken dat de leerlingen gestructureerd een nieuw liedje aanleerden en dat zij bezig waren met het feit dat je de vorm van een liedje ook kan aanpassen. Dit deed ik door eerst de basis van het liedje aan de leerlingen te leren en vervolgens naar de betekenis van de tekst te vragen. Hierna ben ik gaan schuiven met te tekst en heb ik de leerlingen zelf dingen laten bedenken die we konden invullen. Ik dacht dat dit een leuk idee was, omdat de leerlingen zo zelf inspraak hadden in het liedje. Ik voelde me hier prettig bij, want de leerlingen leken het ook leuk te vinden. Ik denk dat de leerlingen zich prettig voelde bij deze manier van lesgeven.
fase 3: Ik vond het bij deze les belangrijk dat de leerlingen beter zouden meedoen en op mij zouden reageren dan bij de eerste les waarbij ik ze een liedje wilde aanleren. Dit omdat ik me bij het geven van de eerste les me erg onprettig voelde. ik belangrijk in deze situatie (wat is de kern)? De aanpak die mijn mentor me heeft voorgeschreven slaat echter goed aan; ik voel me in deze situatie veel minder onprettig en de leerlingen lijken het een leuke les te vinden!
fase 4:  In de komende situaties is het voor mij dus handig om volgens deze opzet te blijven lesgeven. Het geeft mij houvast en daar krijg ik zelf meer zekerheid van. Een nadeel van deze manier van lesgeven is dat het snel langdradig kan worden, omdat je het liedje vaak herhaalt. Echter kan je deze sleur doorbreken door voor afwisseling te zorgen, zoals ik in de les met de tekst heb gedaan. Ik neem me dus voor om deze opzet als basis te blijven gebruiken en daarmee zelf uit te breiden als mij dit lukt.
fase 5: Ik ga deze manier van lesgeven nog vaker gebruiken in de onderbouw en misschien zelfs voor de bovenbouw met enige aanpassingen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten